Geschiedenis

Op 14 november 1917 werd de Coöperatieve Woningbouw Vereeniging Tuinstadwijk Daal  en Berg opgericht. Het Tweede Kamerlid Jhr. E.A. van Beresteyn was de eerste voorzitter van de vereniging. De Raad van Commissarissen bestond uit: de architect H.P. Berlage, het Gemeenteraadslid W. Drees en de bankier C.W. Lunsigh Scheurleer.

De vereniging koos als naam “Daal en Berg” naar de hoeve die de naam gaf aan het 25 hectare grote terrein tussen de Laan van Meerdervoort, Sportlaan, Goudenregenstraat en Stokroosstraat. Hier zouden volgens het plan middenstandswoningen gebouwd worden “in de geest van ’t moderne begrijpt”.

Naar een nieuwe bouwkunst

Berlage zaaide met zijn toespraken rond de twintigste eeuwwisseling twijfel onder de architecten van die tijd. Die kopieerden al tijden de classicistische vormen in de toenmalige bouwkunst.  Berlage propageerde een andere bouwstijl.

Volgens Berlage zou een nieuwe architectuur in de eerste plaats vereenvoudigd maatschappelijk verantwoord moeten zijn. “Door de stand van de economie  moeten de huizen passen bij de eisen van de moderne tijd maar vooral doelgericht en zakelijk zijn”.

Berlage onderstreepte dat de bouwkunst nuttig en ruimte scheppend moet zijn in plaats van decoratief. De nieuw te creëren stijl moet rust en eenheid scheppen in plaats van de kakofonie van neoclassicistische stijlen. In de nieuwe bouwkunst worden de ruimtes zodanig gecomponeerd dat zij in samenspraak zijn met het materiaalgebruik, de structuur en de stijlvorm.

In 1911 ondernam Berlage een studiereis naar de Verenigde Staten, waar in die tijd geheel nieuwe constructietechnieken en materiaaltoepassingen werden toegepast. De architect Frank Lloyd Wright was een inspiratiebron voor Berlage, die zijn kennis overbracht aan de Nederlandse architecten. Waaronder Jan Wils.

In 1916 begon Jan Wils als zelfstandig architect zijn praktijk. Hij bestudeerde de revolutionaire ontwerpen van Wright zeer grondig en nam diverse elementen ervan over in zijn ontwerpen. De Eerste Wereldoorlog was in volle gang en veel (beeldend) kunstenaars  en architecten begonnen zich te oriënteren op “De Nieuwe Tijd”. De relatie tussen kunst en samenleving stond daarbij voorop. Theo van Doesburg, de oprichter van “De Stijl” speelde hierin een prominente rol.

Wils en Van Doesburg

In 1918 werkten Jan Wils en Theo van Doesburg samen aan het café restaurant  De Dubbele Sleutel  in Woerden. Het gebouw zou Wils belangrijkste werk in die stad worden.  Zijn eerste tekeningen tonen de oorspronkelijke bestemming van de ruimten op de benedenverdieping. Door een nieuw procedé werden hier, voor die tijd opvallend grote spiegelglasramen toegepast.
Het opvallendste aspect in de vormgeving van het gebouw is het uiteenvallen van de bouwmassa in talrijke in elkaar doordringende en elkaar aanvullende blokken. Daarbij worden de horizontale elementen, daklijsten, afzettingen van de bloembakken en balustrades consequent gebruikt  om de losse stukken en verticaal opgezet bouwwerk tot een samenhangend geheel te maken.

Theo van Doesburg verzorgde het interieur, meubelen en kozijnen en de kleurbepaling aan zowel de binnen- als buitenkant.
Het hotel werd het ultieme voorbeeld van Wils’ vroege bouwstijl, waarin alle elementen die De Stijl kenmerken, tot uiting kwamen. Helaas werd het karakteristieke gebouw in 1970 gesloopt.

Dubbele Sleutel, Woerden

Dubbele Sleutel, Woerden

De Stijl

Langzamerhand gingen steeds meer kunstenaars de nieuwe kleuren en vormen toepassen. Theo van Doesburg, een universeel  kunstenaar, richtte een tijdschrift  op: “De Stijl”. Het redactieadres was Klimopstraat 18, Den Haag. Hierin konden kunstenaars hun ideeën, visie en ontwerpen publiceren. In de jaren die volgen op de oprichting van De Stijl werd er volop geëxperimenteerd, gediscussieerd, ontwikkeld en afgesplitst. In het futurisme en kubisme zocht men naar de meest zuivere universele vormen om concrete visuele objecten in kunst en architectuur weer te geven: de architectuur als plastische kunst.

De stijl was als groep slechts bij twee tentoonstellingen vertegenwoordigd en werd nooit een hechte, stabiele groep. Kunstenaars als Mondriaan en Rietveld zouden elkaar nooit ontmoeten. Maar vooral Van Doesburg’s contacten met de Duitse kunstenaars en architecten rond Bauhaus in Dessau én de groeiende internationale roem van Mondriaan zouden de ideeën van De stijl, misschien wel meer dan enige andere kunststroming in de 20e eeuw, hun invloed uitoefenen op kunst, vormgeving en architectuur. Bauhausarchitecten Walter Gropius, Ludwig Mies van der Rohe en Macel Breuer zouden allemaal naam maken in de VS en hun eigen ontwerpen en die van hun leerlingen zouden voorgoed de skyline van steden over de hele wereld veranderen. Er loopt een directe lijn van De Stijl naar de ‘Interationale Stijl’ van de strakke, rechthoekige wolkenkrabbers van staal en glas, overal op de wereld.

Door De stijl trokken de ideeën van het kubisme verder door naar de objectloze vorm, tot elke referentie aan de werkelijkheid was verdwenen. De vermaarde Amerikaanse kunstenaar Soll LeWitt zei ooit dat zonder De Stijl de abstracte kunst van de 20e eeuw niet zou hebben bestaan.

Als voorbeeld van monumentale symmetrische massabouw werd een illustratie van J.J.P. Oud, die in Rotterdam opzien baarde met zijn Café de Unie, in De Stijl geplaatst. Dit ontwerp laat een architectonische massabouw met ritme zien met strakke symmetrische lijnen, die ruimte en diepte creëert. Het ontwerp vertoont veel overeenkomsten met het latere ontwerp van Wils voor Daal en Berg.

Ontwerp van J.J.P. Oud van arbeiderswoningen aan de strandboulevard van Scheveningen.

Ontwerp van J.J.P. Oud van arbeiderswoningen aan de strandboulevard van Scheveningen.

Als pragmatisch architect, met de ervaring van De Dubbele Sleutel en de discussies in De Stijl, ontwikkelde Jan Wils een model voor de woningbouw van de jaren twintig en dertig. Hij kende Oud van diens bezoeken aan het atelier van Berlage.

Het begin van Daal en Berg

Het bestuur van de Coöperatieve Woningbouw-Vereeniging Tuinstadwijk “Daal en Berg” te ’s-Gravenhage schrijft haar Eerste Bouwplan. Hierin wordt de overweging gemaakt om geen suite in de huizen te bouwen omdat “ernstig rekening dienen te houden met het vooruitzicht, dat binnen afzienbaren tijd  een dienstbode voor de middelklasse onbereikbaar wordt. Het bestuur heeft daarom gestreefd, met een behoud van een maximum van gerief, de woningen zoo eenvoudig mogelijk, ook in het onderhoud, in te richten. Teneinde het onderhoud zoo gemakkelijk mogelijk te doen zullen de kamers niet op de gewone wijze van behangsel worden voorzien doch de muren en plafonds in aangename, nog nader vast te stellen tinten en dessins, worden geschilderd. In alle huizen komt aanleg van gas en elektriciteit.” Er wordt gedacht om de woningen centraal te doen verwarmen, “doch met het oog op de hooge kosten, die de installatie en exploitatie in den tegenwoordigen tijd vorderen”, is van dit plan afgezien.”

De opdracht voor de bouw van een complex middenstandswoningen voor de Coöperatieve Woningbouw Vereeniging Tuinstadwijk Daal en Berg was niet eenvoudig. Binnen het opgestelde stratenplan van de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting moest een complex woningen ontworpen worden met het karakter van een tuinstadwijk. Het bestuur van de vereniging kon een conflict met de Gemeente niet riskeren, want de Gemeente Den Haag leverde naast de bouwgrond ook een belangrijk deel van de hypotheek.

De stichtingskosten voor een standaard laagbouwwoning bedragen f 5.250,- en belast met f 4.856,- hypotheek. Een blok van drie etagewoningen kost aan stichtingskosten f 12.000,- en was belast met f 11.100,- hypotheek. De totale stichtingskosten bedragen f 597.000,-

Aanvankelijk werd een opdracht voor een ontwerp gegund aan de Rotterdamse architecten M.J. Granpré Molière en P. Verhagen. Hun ontwerp voorzag in een grote tuinstadwijk van circa 1200 woningen, maar strandde bij de Gemeente. Ook Berlage had kritiek op het ontwerp. Tijdens dit conflict werd duidelijk dat de oplossing met minimale middelen gevonden moest worden. Het conflict duurde ruim een jaar en leidde tot het vertrek van de architecten.

H.P. Berlage en J. Fels waren ook commissaris van de vereniging Daal en Berg. Zij adviseerden Jan Wils of Dirk Roosenburg als architect, waarbij de voorkeur van Berlage voor Jan Wils de doorslag gaf in de keuze.

Unieke oplossing Wils

Wils kwam met een unieke oplossing. Binnen de aangewezen locatie van de Gemeente ontwierp hij 128, voor de middenstand bestemde woningen, om het centrale park van 70 bij 50 meter in De Papaverhof.

Achtenzestig woningen vormen een dubbele hoefijzervormige ring van gedeeltelijk ruggelings tegen elkaar gebouwde eengezinswoningen rondom de kern van het Tuinstadpark Daal en Berg. De laagbouwwoningen bestaan uit eenheden van twee woningen met een kleine voortuin. De voortuinen waren essentieel in het ontwerp. Vanaf de straat leek de bebouwing “in het groen liggend”.

Doordat Wils de huizen ruggelings ten opzichte van elkaar had ontworpen en tussen de naast elkaar gelegen woningen een ruimte openliet, kreeg het middelste deel van de achterzijde van de woningen uitzicht op het park of de omliggende straat. Hierdoor kreeg men een goede lichtinval in de keuken en slaapkamer en voldoende ventilatie was gewaarborgd. Bij de situering van de woningen werd rekening gehouden met een gunstige ligging ten opzichte van de windrichting. De huiskamer is gelegen op het oosten, zuiden of westen. De inhammen naar de voordeuren van de woningen geven de indruk van open bebouwing, en door de zijdelingse ingang vinden de “looproutes” binnen de woning centraal plaats. Er is geen lange gang nodig en dus ruimtewinst in de woning. De kamers en het trappenhuis werden rondom de centrale hal gebouwd.

Indeling van een standaard eengezinswoning.

Indeling van een standaard eengezinswoning.

Verder is in de woningen een niveauverschil gecreëerd tussen het balkon boven de voordeur, de kleine slaapkamer en de 60 cm hoger gelegen toiletgroep en andere slaapkamers. Dit geeft in het huis een prachtige ruimtelijke effect. In de woonkamer is hetzelfde effect bereikt door over de gehele breedte van het huis de serre naar voren uit te bouwen. De woning krijgt zodoende door de horizontale lijnen van de serre en bloembakken in de voortuin een verstrekt trapsgewijze opbouw.

Doordat het economisch noodzakelijk was werd dit type woning zoveel mogelijk herhaald. Echter niet op de hoeken van het complex. Daar zijn door nieuwe combinaties van, in principe gelijksoortige elementen, andere ruimten, diepten, hoogten, balkons, serres ontstaan die verrassende plastische beelden geven. Het complex is hiermee gevrijwaard van een monotone bouwstijl.

De woningen werden gebouwd met het toen hypermoderne sintelbeton, waardoor de bouwtijd korter was en de woningen beter geluidsgeïsoleerd werden. Het ontwerp van het glas-in-lood in het complex wordt toegeschreven aan de kunstenaar Huszar en de schoorsteenpartijen lijken te zijn ontworpen door Gerrit Rietveld.

Appartementen

Jan Wils kreeg van het bestuur ook de opdracht om 60 appartementen te bouwen waarbij “iets van het karakter der open bebouwing bewaard zou zijn”. Het bestuur kon niet anders, want de directeur van Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting besliste destijds “dat dit noodzakelijk geacht werd”.

Wils maakte een ontwerp dat grote overeenkomsten vertoonde met de laagbouwwoningen. Een plastische bouw met diepte en verschuivende onderdelen. Het voorportaal van het trappenhuis springt naar voren uit. Teruggelegde woonkamers met ervoor balkons die in het verlengde liggen van de borstwering. Zware pilastervormen en sierbetonbanden geven de bebouwing van het vooraanzicht een soort plasticiteit zoals bedoeld bij de laagbouwwoningen. Door de etagewoningen in te delen in 5 vrijstaande blokken van 6 woningen met ruimten tussen de blokken, wist hij een min of meer gelijk ruimtelijk effect van “open bebouwing” te creëren.

Eerste ontwerp van Jan Wils.

Eerste ontwerp van Jan Wils.

Door bezuinigingen werden de appartementen in baksteen gebouwd in plaats van beton. Het voorportaal werd kleiner, de pilasters gehalveerd, de balkonhekken werden van hout gebouwd en het trappenhuis werd niet zichtbaar aangelegd. De appartementen verloren hierdoor in behoorlijke mate aan plastisch visueel effect en ging de eenheid tussen de laagbouw en hoogbouw woningen helaas deels verloren.

De Klimopstraat met appartementen in 1925.

De Klimopstraat met appartementen in 1925.

Theo van Doesburg, belangrijk kunstenaar van De Stijl, woonde in de Klimopstraat 18. Hij schreef in een brief aan de Friese architect C.R. de Boer dat “het beste in Den Haag blijft Daal en Berg. Het huis waarin ik zelf woon is al bekeken en bewonderd door allerlei belangrijke architecten. Het is heerlijk wonen in een ruimte die zo fris en zuiver is”. Met name de eengezinswoningen worden beschouwd als Wils meest zuivere “Stijl” woningen.

Kleur in de architectuur

Een van de meest verrassende aspecten van de kunststroming van De Stijl is het gebruik van kleuren. Kleuren leveren een constructieve bijdrage aan de architectuur. Ook Jan Wils gebruikte, mogelijk met medewerking van Piet Zwart, de kleuren van De Stijl om de kozijnen, ramen en deuren van het complex te schilderen in donker-, lichtblauw en okergeel. Hij benadrukte de openingen zodanig met contrasterende kleuren blauw en geel dat hiermee een optimaal plastisch effect werd bereikt. Door het gebruik van (zwart) omlijnde vormen maak je de vlakken “los” van de omgeving. Hij ontwikkelde een kleurenstijl die een symbiose was van het werk van Frank Lloyd Wright, de opvattingen van De Stijl en Theo van Doesburg.

In 1925 werden de kozijnen overgeschilderd in zwart en wit raamhout. Na de Tweede Wereldoorlog werd er weer overgeschilderd in blauw, geel en rood. De bewoners mochten toen de kleur van hun voordeur kiezen, mits er geen twee dezelfde kleuren naast elkaar voorkwamen.

De kleuren van het interieur van de woningen waren bijzonder veelzijdig; van oranje, geel tot chocoladebruin en donkergroen. Dit is waarschijnlijk de voorkeur van de individuele bewoner van de woning.

Het renovatieonderzoek van de eengezinswoningen leverde geen eenduidig antwoord op welke exacte kleuren oorspronkelijk waren gebruikt. Na de renovatie van de laagbouwwoningen in 1989 heeft het bestuur met de architect J. Franso gekozen om de woningen zoveel mogelijk in de oorspronkelijke kleurencombinatie van De Stijl terug te schilderen met de voorwaarde dat de kleurencombinatie niet in conflict mag komen met

  • de kleur van de pleisterlaag bij de laagbouwwoningen;
  • de kleur van de bakstenen bij de hoogbouwwoningen;
  • de kleuren zouden moeten bijdragen aan een grotere relatie tussen de hoog en  laagbouw.

Hierop is besloten om de kleuren midden blauw, gele oker, zwart en wit te gebruiken, waarbij de horizontale delen van de ramen en kozijnen op de begane grond blauw zijn en de stijlen geel. Op de eerste etage is dit andersom. Door het gebruik van wit en zwart wordt de “bontheid” van de kleuren gecompenseerd en het geheel geeft contrast en helderheid aan de woningen.

Bij de hoogbouw is de kleurstelling andersom. Door de kleur van de bakstenen wordt een andere kleurencombinatie helderder gevonden. De kleuren van de tuinhekken zijn bij de hoog en laagbouw dezelfde, hetgeen de samenhang tussen de eengezinswoningen en appartementen versterkt. De vereniging Daal en Berg ontving enige jaren later “De Schildersprijs” voor de kleurstelling van de woningen.

De kleuren van Jan Wils

De kleuren van Jan Wils

De vereniging Daal en Berg nu

De structuur van de coöperatieve verenging is sinds de oprichting onveranderd. Het bestuur wordt geformeerd uit bewoners en de Raad van Commissarissen is samengesteld met leden van buiten de bewonerskring. Omdat de hoogbouwwoningen niet meer voldeden aan de huidige wensen van wooncomfort, werd besloten tot ingrijpende renovaties. Deze werden uitgevoerd in de jaren tachtig voor de laagbouwwoningen en in 2005 en 2006 voor de appartementen. Voor dekking van de kosten werd door de vereniging een lening afgesloten. Om de lening te kunnen aflossen werd besloten tot verkoop van de laagbouwwoningen.

Omdat het complex de Papaverhof inmiddels tot de 100 belangrijkste monumenten van Nederland behoort, werd een constructie bedacht waarbij de monumentale status wordt gewaarborgd. Het bestuur van Daal en Berg richt zich op een toekomstbestendige conditie van het monumentale complex.

Bronvermelding